MILJARDEN FLARDEN 121
MILJARDEN FLARDEN 121
In Brugge zag ik een kleine pop in een etalage in zwijm vallen, net op het ogenblik dat ik daar voorbij stapte. Ze kukelde voorover en bleef buiten westen op haar prijskaartje liggen. Ze was getooid met een vallendbladkleurig herfstmutsje op haar fontanellekes. Het was immers de tijd van de eerste appelschudders. Keek ik te lang in de weerschijn van dat raam naar mezelf? Was ze verrast door mijn verschijnen? Zag ze een gelijkenis? Was ze een gestoord evenwicht? Een moeë nicht na een steile nacht? Popgepast voor vallende paspoppen. Een variatie op een popsong in september door de Schrijver van Miljarden Flarden, geheel de uwe.