MILJARDEN FLARDEN 122
MILJARDEN FLARDEN 122
1971 of zo. De rook om onze hoofden was nog niet verdwenen. Een van onze proffen Literatuur, een Aalstenaar, nodigde de schrijver Louis-Paul Boon uit, een Aalstenaar. Die kwam iets zeggen over zijn boeken, want we waren literatuurstudenten. Bij de gebruikelijke academische moeilijkdoenerij rees bij onze letterkundige docent de onvermijdelijke vraag: ‘Wat bedoelt gij, Louis-Paul – ik mag toch Louis-Paul zeggen hé – wat bedoelt gij daarmee? Op bladzijde 85 is er sprake van …’ Waarop de gevierde auteur, zijn rechterknuistje een simpele pint omklemmend, zijn linker verlangend naar een sigaret, zeide: ‘Dat ik het ook niet weet, perfesser.’ Een letterkundig moment uit het leven van de Schrijver van Miljarden Flarden, geheel de uwe.