MILJARDEN FLARDEN 147
MILJARDEN FLARDEN 147
Tijdens het hele gedenkwaardige jaar 2011 maakte ik elke dag notities over het hier, nu en elders. Een citaat van toen: ‘Eind januari wordt iedereen tegen heug en meug geconfronteerd met gedichten alom. Zijn gedichten voor watjes? Als je de man in de straat (vooral de man) mag geloven: ja. Waarom gebruikt men vaak het smalende verkleinwoord ‘gedichtje’? Interview tien willekeurige mensen over de hoge kunst van de lyriek en je sprokkelt onthutsende antwoorden. Wat deze ondervraagden wellicht meer zal interesseren: een ‘gespecialiseerde’ firma voorspelt een milde februari, gevolgd door een winterse maart… en april. Kan poëzie hieraan verhelpen? Terugblikkend met één oogopslag op de afgelopen maanden, zelfs jaren, welt één woord op: overstromingen. Laat die dan stollen als gestremde wintermelk onder het bewind van een strenge vorst en alle rapen zijn gaar. (…) Egypte blijft kolken. Er werden zelfs twee mummies gemolesteerd. De olieprijzen stijgen dus. (…) Straffe taal van Vlaamse partijvoorzitters op hun respectieve nieuwjaarsrecepties. Het doet denken aan de gepeperde nieuwjaarsbriefjes van het piepjonge volkje. Geloofwaardigheid nul.’ Einde citaat. U was toen ook dertien jaar jonger dan u heden bent, net als de Schrijver van Miljarden Flarden, geheel de uwe.