MILJARDEN FLARDEN 292
MILJARDEN FLARDEN 292
Voorwaar: de mens is een loteling. Van alle niet-geborenen is hij ooit de uitverkorene geweest om als loteling te leven. De borstentorser als niet-man; de teelballentorser als niet-vrouw; mensheid en mens en men. Hij (m/v/x) is de gelukzak bij uitstek. Zoals hij zijn er zoveel. Hij is een appartemens. Zijn geboorteschreeuw is een persbericht van angst, verbazing en geluk. Zijn getalletje wordt getrokken en daar is reeds zijn eerste lotgevalletje. Zijn avonturen kunnen een aanvang nemen, in het gezelschap van zijn lotgenoten. De stomme gelukzak. Het onbenulletje. Als hij/zij/het wat geluk heeft: het individuo. Maar wat doet die 0 in ‘(on)benul’ en ‘knul’? Uit een geleerd geschrift van de Schrijver van Miljarden Flarden, geheel de uwe.