MILJARDEN FLARDEN 297
MILJARDEN FLARDEN 297
Het zesjarige serpentje Dot Cooman zat ingesnoerd in haar autozitje op de achterbank van de parelgrijze SUV woedend voor zich uit te staren, de hoofdsteun vlak voor haar met haar blikken doorborend, waar ze de wurgbare hals van haar mama wist. Een echt achterbakseltje. De helft van mama’s gezicht werd in beslag genomen door een zonnebril. Dot: een enig rotkind. Even gaf mama de achteruitkijkspiegel een duwtje, zodat ze een heimelijke blik kon werpen op haar pruilende koter. ‘Ik sjie wel dat je naar mij kijkt!’ riep Dot. De spionne gluurde vertederd naar het gat waar voorheen twee aanpalende tandjes hadden gestaan. De tandenfee had lieve Dot onlangs met een nachtelijk bezoek vereerd. De wenkbrauwen van mama kropen vragend verwonderd boven de grote zonnebrilglazen uit. ‘Sjie je wel! Door die sjtomme bril en in die sjpiegel!’ ‘Wauw! Zoveel woorden ineens, Dot! Van harte gefeliciteerd!’ zei mama, een hoofdpersonage in het moordverhaal ‘Geen speld’ van de Schrijver van Miljarden Flarden, geheel de uwe.