MILJARDEN FLARDEN 461
MILJARDEN FLARDEN 461
LIJFEIGEN
EEUWELINGFEEST
Oude lijven moeten ooit eens sterven.
Zij kunnen het licht niet meer aan.
Of de lucht in hun röntgenlongen.
Er is gerimpel, gepiep en gekreun.
Wat nu gezongen na honderd jaren?
Ben je dan
drenkeling, enkeling?
Omringd door dode vrienden,
gebroed, geslacht en erfgenamen?
Was het nodig zo gezond te leven?
Het was toch maar een passage even.
Wat willen ze nu
eigenlijk van je?
Dat je doodvalt bij een mijlpaal?
Verklaart dat een glas of drie per dag
moet kunnen en best wel mag?
Geeuw: weer een eeuw.
De ziel wil graag ter
ziele gaan.
Waar blijft die verdomde eeuwigheid?
Met dit
gedicht prijk ik voor de derde keer (voorheen al tweemaal runner-up) op de
shortlist van de Dichter op Hofwijck Poëzieprijs Den Haag. Het opgelegde thema
is ‘lijfelijkheid’. Ik schreef het nadat ik op BBC enkele krasse knarren
(oorlogsveteranen) zag. Daarom is mijn tekst niet ‘wrang’. Ouderdom blijft een
imposant gegeven. Humor kan dat wat zalven. De Poulidor van de Poëzie: de
Schrijver van Miljarden Flarden, geheel de uwe.