MILJARDEN FLARDEN 503
MILJARDEN FLARDEN 503
Hét signaal van valse opgewektheid is fluiten. Ik koester zware verdenkingen tegen eender welk fluitsignaal. Het kan door merg en been snerpen, maar het kan ook het volstrekt lullige tuitgeluid zijn van vrolijkheid die iets te verbergen heeft. Handen in de zakken, weet je wel. Het verstrekt de dader een schijn van alibi. Wie het hoort, wordt verondersteld zich van geen kwaad bewust te zijn. Zelfs vogels moeten van mij hun bek houden, vooral ’s ochtends vroeg in de lente. Ik heb nooit om die luidruchtige Luftwaffe in mijn territoriale tuin noch in de luchtzuil erboven gevraagd. Voor een echt en waarachtig fluitconcert zorg ik desgewenst zelf wel. Bij fluiten of fluit denk ik verder aan pokdalige Duitse rattenvangers uit rare verhalen, vrolijke Oostenrijkse houthakkers in geblokte hemden en Ierse volksdanshuppelaars op steltbenen in puntschoenen. Ik snap dus geen fluit van fluiten, en daarom kan ik er naar fluiten, als Schrijver van Miljarden Flarden, geheel de uwe.